Na zijn vrijlating reisde Reinoud terug naar Holland, alwaar hij mit groter eeren ontvangen werd

in ondermeer Dordrecht, Haarlem, Schoonhoven en Vianen173. In februari-maart 1473 mocht hij Karel vergezellen op diens rondreis door Holland en Zeeland, waarmee de hertog openlijk aangaf dat de heer van Brederode volledig gerehabiliteerd was174.

Stadhuis vianen RP T 1888 A 1736

Stadhuis van Vianen. Anonieme tekening, (ca. 1735). Tijdens de voogdijschap van Yolanda van Lalaing over haar minderjarige zoon Walraven II kreeg het stadhuis omstreeks 1475 zijn uiteindelijke vorm en uiterlijk. (Foto: Rijksmusem)

Reinoud spande zich intussen in om Gijsbrecht te bevrijden, want zijn broer werd nog altijd in het Sticht vastgehouden. Verder wilde hij ook dat de bisschop van Utrecht boete zou doen voor al het leed dat hem tijdens zijn gevangenschap was aangedaan. Tijdens de bijeenkomst van de Orde van het Gulden Vlies in mei 1473 te Valencijn diende Reinoud een officiële aanklacht in tegen David. Hij beschreef hoe onrechtvaardig en wreed hij behandeld was en vroeg aan Karel als soeverein van de Orde om rechtsbescherming, aangezien de bisschop via de pauselijke rechtbank strafmaatregelen tegen de Brederodes wilde doorvoeren. De hertog beloofde dat hij Lodewijk van Gruuthuse, de stadhouder van Holland en Zeeland, naar Wijk-bij Duurstede zou zenden om Reinouds aan klacht aan David voor te leggen en diens reacties daarop te vernemen175.

Karel van Bourgondië heeft zijn toezegging niet in acties ten gunste van Gijsbrecht van Brederode omgezet. Hij richtte in de zomer van 1473 namelijk al zijn aandacht op de verovering van het hertogdom Gelre176. Het zou tot augustus 1474 duren, aleer David de domproost zijn vrijheid teruggaf. Er zijn geen aanwijzingen dat de bisschop dit deed op aandringen van zijn halfbroer.

Gijsbrecht moest wel zware concessies doen voor zijn vrijlating, want hij werd uit het Sticht verbannen en moest David 10.000 Rijns gulden betalen en de domproosdij van Utrecht uit handen geven. Ongetwijfeld zal de gezondheid van de nu ex-domproost zwaar geleden hebben onder ruim vier jaar gevangenschap. Hij is dan ook korte tijd later, op 15 augustus 1475, in Breda overleden177.

Reinoud heeft de vrijlating van zijn broer niet meer mogen beleven. Hij ontving in juli 1473 net als alle andere grafelijke leenmannen in Holland en Zeeland een oproep om Karel militaire hulp te geven in de strijd tegen de Geldersen, maar hij is vermoedelijk thuisgebleven178. In het najaar van 1473 werd hij ernstig ziek. Volgens Jan van Leyden openbaarde de ziekte zich na een bezoek aan Haarlem, waar de Hoekse voorman quaden (slechte) wijn zou hebben gedronken. De kroniekschrijver wijst erop dat er geruchten waren over vergiftiging maar geeft hier zelf geen oordeel over179.

Reinoud trok zich terug op kasteel Batenstein. Hier is hij na een ziekbed van elf dagen op 16 oktober 1473 gestorven, omringd door zijn vrouw en kinderen, vrienden en dienaren180. Sommigen drongen aan op een lijkschouwing, maar dat werd niet zinvol geacht, want hij waer doot ende men mochts niet weder levendich maken met opsnijden, ende het mocht veel fantasien maken, zoals Van Leyden met Hollandse nuchterheid opmerkt. De heer van Brederode en Vianen werd net als zijn ouders en zijn grootouders van moeders zijde begraven in de Grote Kerk van Vianen.

Werd Reinoud werkelijk het slachtoffer van een vergiftiging? Als dit het geval was, dan komt David van Bourgondië natuurlijk als eerste in aanmerking voor de rol van kwade genius. Reinoud was bij zijn overlijden 58 jaar, maar hij had zoals opgemerkt tijdens zijn gevangenschap ernstige problemen met zijn nieren en de zware martelingen kunnen zijn weerstand verder aangetast hebben. Er zal wel altijd onduidelijkheid blijven bestaan over de doodsoorzaak, want er zijn nu eenmaal te weinig bronnen om die met enige zekerheid vast te stellen. Maar laten wij eerlijk zijn: de mysterieuze dood van Reinoud vormt wel een passende afsluiting van een bewogen leven vol politiek gekonkel, duistere intriges en een gruwelijke gevan genschap.

Wanneer wij het politieke optreden van Reinoud van Brederode in Holland en Utrecht overzien, moet geconstateerd worden dat hij beslist niet "anti-Bourgondisch" mag worden genoemd in de zin, dat hij zich langdurig tegen het bewind van de hertogen van Bourgondië heeft verzet. Hij heeft immers in 1433 en 1468 openlijk trouw gezworen aan Philips en Karel. Hij hield vol dat hij de eerste edele van Holland en Zeeland was op grond van zijn afstamming van de oudste graven van Holland, zodat hij wel in verweer moest komen tegen aantijgingen dat hij en zijn voorvaderen hooguit bastaarden van de oude graven waren.

Reinoud gebruikte zijn afstamming nooit openlijk om de grafelijke titels van Holland, Zeeland en allicht ook Henegouwen op te eisen. Als Reinoud zulke ambities koesterde, dan was hij in elk geval realistisch genoeg om te beseffen dat hij die nooit kon vervullen zolang Philips en Karel in leven waren. Zijn aanhangers onder het gewone volk mochten hem dan wel eens openlijk graaf noemen, zij waren toch altijd te klein in aantal om werkelijk een bedreiging voor de hertogen te vormen. Dit bleek overduidelijk in 1455-1456 in de strijd om de opvolging van Rudolf van Diepholt.

Reinoud heeft in deze jaren inderdaad enige tijd de verkiezing van Gijsbrecht verdedigd tegenover Philips, maar hij kon daarbij wijzen op het feit dat de kanunniken van Utrecht vrijwel unaniem voor zijn broer hadden gekozen. Toen Philips zich opmaakte om met een leger het Sticht binnen te trekken, heeft Reinoud vrijwel meteen zijn verzet opgegeven: hij wist maar al te goed dat hij zijn heer nooit langdurig verzet kon bieden. Welbeschouwd heeft de Bourgondiër de zwaarste machtsmiddelen toegepast om zijn politieke wil door te drukken en op die manier de Brederodes in het gareel gedrongen.

Philips van Bourgondië heeft Reinoud tal van eerbewijzen geschonken, maar hij hield hem toch ook altijd kort, zoals blijkt uit de voorwaardelijke verlening van de hoge heerlijkheid van Brederode, Voshol en Schoorl. Zijn bastaardzoon David kon veel minder goed met de Brederodes overweg. Hij zag in hen de grootste opposanten van zijn gezag, en niet ten onrechte. Toen de mogelijkheid zich aandiende om Reinoud en Gijsbrecht in het verderf te storten, heeft hij die volledig uitgebuit en met een verbetenheid, waaruit een diepe haat spreekt. Karel van Bourgondië heeft Reinoud echter na de vrijspraak in 1472 volledig gerehabiliteerd. Dit geeft toch aan dat hij de heer van Brederode vertrouwde en in hem geen bedreiging voor zijn macht zag. Na zijn vrijlating heeft Reinoud geprobeerd om Karel zover te krijgen dat deze zich zou inspannen om zijn broer vrij te krijgen. Hij was zich derhalve terdege bewust dat hij zonder de steun van de landsheer niets gedaan kon krijgen. Kortom: Reinoud wist dat als het er echt op aan kwam, hij slechts een luis was in de pels van de Bourgondische beer en dat hij die beer beter niet kon tergen.


173. Van Leyden, Brederode-kroniek, 713 en 714 (citaat). Van Naeldwijck, Cronycke, f. 232. Aurelius, Divisiekroniek, f. 333v. Op 18-6-1472 kreeg Reinoud een schenking van Haarlem bij zijn bezoek aan de stad, GAH, OSA 19/47, f. 59.

174. Vander Linden, Itinéraires Charles, 48-50. Op 5-2-1473 kreeg Reinoud geschenken aangeboden in Leiden, toen hij tezamen met Karel deze stad bezocht, GAL, OSA 549, f. 77-77v.

175. BNP, MF 17909, f. 111-115v (aanklacht) en 116-116V (brief aan David). De Reiffenberg, Toison d'Or, 68-71,83 en 85-86. Paravicini, Briefwechsel, II, 95.

176. Van Gent, 'Pertijelike saken', 118. Er zijn geen indicaties dat Gruuthuse in mei-oktober 1473 werkelijk naar David is afgereisd. Hij is zeer waarschijnlijk in het leger van Karel meegegaan naar Gelre. Na Reinouds dood heeft de familie Van Brederode de aanklacht niet vervolgd.

177. Van Leyden, Brederode-kroniek, 715-721. Aurelius, Divisiekroniek, f. 326. Muller, Regesten bisschoppen, II, nrs. 4158,4185- 4187,4189,4197-4198 en 4221.

178. ARA, GRRek. 306, f. 165 en 167v, vermeld in Paravicini, Briefwechsel, II, 109, 111 en 114.

179. Van Leyden, Brederode-kroniek, 714. De stadsrekening van Haarlem van 1473-1474 geeft aan dat erop 16-9-1473 een schenking aan Reinoud werd gegeven, GAH, OSA 19/48, f. 46. Dit is het laatste gegeven over Reinoud in het Haarlems archief.

180. Van Leyden, Brederode-kroniek, 714-715 (citaat). Pauli, Chronicon, f. 18. Van Naeldwijck, Cronycke, f. 282. Aurelius, Divisiekroniek, f. 326v.


Dit artikel is overgenomen uit de 20ste jaargang van het Jaarboek, 'Reinoud II,. Nummer 1/2 uit 1995
Auteur: M. J van Gent. Het volgende artikel: Plaat 1. Reinoud II van Brederode (1415-1473). Voor het overzicht van alle artikelen zie: Een Hollandse luis in de Bourgondische pels.

 

We use cookies

Wij gebruiken cookies op onze web site. Sommigen zijn essentieel voor het correct functioneren van de site, terwijl anderen ons helpen om de site en gebruikerservaring te verbeteren (tracking cookies). U kan zelf kiezen of u deze cookies wil toestaan of niet. Let op dat als u onze cookies weigert mogelijk niet alle functies van de site beschikbaar zijn.