In 1465 brak in het hertogdom Gelre een burgeroorlog uit als gevolg van tweedracht in de hertogelijke familie.

Op 10 januari werd hertog Arnold gevangen genomen door zijn zoon en erfopvolger Adolf, die zich vervolgens door de edelen en steden liet huldigen als nieuwe hertog. Jan van Kleef en Willem van Egmond, respectievelijk de zwager en de broer van de gevangen hertog, mobiliseerden de sympathisanten van Arnold en bonden de strijd aan met de volgelingen van Adolf. Op 25 maart 1466 vielen aanhangers van Adolf de heerlijkheid IJsselstein binnen, omdat dit een steunpunt was van hun tegenstanders. Zij wisten de stad IJsselstein te veroveren en staken haar na een grondige plundering in brand, waarna zij zich weer uit de voeten maakten.

Philips was leenheer van IJsselstein en had deze aanval als argument kunnen gebruiken om Adolf de oorlog te verklaren. Hij verkoos echter te bemiddelen tussen de strijdende partijen in Gelre. Hij kon de rol van bemiddelaar ook op zich nemen op grond van de statuten van de Orde van het Gulden Vlies, want zowel Adolf van Gelre als Jan van Kleef waren Vliesridders. Reinoud heeft later wel toegegeven dat hij contacten had onderhouden met Adolf, maar niet dat hij op enigerlei wijze betrokken was bij de aanval op IJsselstein146. De familie Van Egmond dacht in elk geval dat hij vrije doorgang had verleend aan de aanvallers en nam hem dit hoogst kwalijk.

Charles the Bold 1460.jpg

Karel de Stoute Door Rogier van der Weyden (Foto: Publiek domein)

Op 15 juni 1467 overleed Philips van Bourgondië, waarna zijn enige zoon Karel de nieuwe gebieder van de Bourgondische landen werd. Karel was op dat moment weduwnaar, maar hertrouwde een jaar later met Margaretha van York, een zuster van koning Edward IV van Engeland. Na het huwelijksfeest kwam hij naar Holland om zich als nieuwe graaf te laten inhuldigen door de Staten van Holland. Reinoud is zowel bij het huwelijk als bij de huldiging in Den Haag aanwezig geweest147. Zijn tweede dochter, Johanna van Brederode, zou zelfs toetreden tot de hofhouding van de nieuwe hertogin in de functie van overste kamenier148.

Reinoud heeft door zijn eed van trouw aan Karel publiekelijk laten zien dat hij de zoon van Philips als graaf van Holland en Zeeland aanvaardde. Er zijn in 1468 en 1469 in Dordrecht en Leiden wel in totaal zeven personen veroordeeld, omdat zij spraken over het huldigen van Reinoud als graaf. Het ging hierbij echter steeds om lieden zonder enige politieke macht. Het is onwaarschijnlijk dat zij de waarheid spraken, want er is geen enkele aanwijzing dat Reinoud aan bepaalde edelen of stadsregeerders heeft gevraagd, of zij hem wilden aanvaarden en ondersteunen als nieuwe landsheer149.

In november 1469 verscheen Karel van Bourgondië nogmaals in Holland om ondermeer enige hervormingen door te voeren in het beheer van de grafelijke domeinen150. Hij constateerde toen dat een aantal veengronden in het Hollands Utrechtse grensgebied door Stichtenaars gebruikt werd, maar dat zij eigenlijk tot zijn domein behoorden. Dit betekende inkomstenverlies voor Karel en dat terwijl hij altijd dringend om geld verlegen zat. Hij vroeg dan ook aan Reinoud of hij zo spoedig mogelijk deze misstand kon rechtzetten. Deze deed zijn best, maar raakte door zijn inspanningen gebrouilleerd met de Stichtenaars die in de betrokken gebieden steeds turf hadden gestoken151. Of David van Bourgondië gelukkig zal zijn geweest met Reinouds inspanningen ten bate van zijn halfbroer, is de vraag. De bisschop heeft Reinoud op 28 mei 1469 wel beleend met het gerecht van Stoetwegen en enige tienden in het kerspel Zeist, die hadden toebehoord aan Gijsbrecht van der Poel. Overigens stond Reinoud deze lenen al op 31 maart 1470 weer af aan een korenkoper, genaamd DirkJansz152.

Volgens Jan van Leyden was de animositeit van de Kabeljauwen jegens Reinoud onder het bewind van Karel niet verdwenen. Hij schrijft in de Brederode-kroniek dat sommige edel van geslachte ende sommige onedele als van die Cabbeljaus partije in het voorjaar van 1470 (nog eens) het plan hadden opgevat om de heer van Brederode te vermoorden153. Zij zouden in Den Haag toeslaan en gebruik maken van de huizen van de heren van Gaasbeek, Oostervant en Wassenaar, ofte wel Jacob van Gaasbeek, Frank van Borselen en Jan van Wassenaar. Het citaat geeft aan dat Van Leyden de samenzweerders - bewust of onbewust - niet bij naam noemt. In elk geval behoorden de heren van Gaasbeek, Oostervant en Wassenaar beslist tot de Kabeljauwen. Er zijn geen andere bronnen die zijn verhaal kunnen bevestigen of ontzenuwen.

Het is denkbaar dat de aanslag van 1470 (ook) verband hield met een regeling tussen Reinoud enerzijds en Jacob van Hoorne en Jan van Egmond anderzijds, die enige maanden eerder was afgesloten. De beide Kabeljauwse heren ontvingen, zoals gemeld, jaarlijks 300 gulden uit de heerlijkheid Brederode, krachtens het testament van Jacob van Gaasbeek. Beide heren hebben in 1469 hun jaargelden vrijwillig afgestaan aan Yolanda van Lalaing. Zij zou na de dood van haar echtgenoot het huis en de heerlijkheid Brederode als douarie ontvangen, zo had Reinoud op 29 april 1454 door de Raad van Holland laten vastleggen154. Dit verklaart waarschijnlijk waarom de jaargelden aan haar werden opgedragen en niet aan hem. Als de vrouwe van Brederode zou zijn gestorven, zouden de jaargelden vererven op Frans van Brederode en diens nakomelingen. Mocht deze kinderloos overlijden, dan zouden zij toevallen aan zijn oudere broer Walraven, de erfopvolger van Reinoud. Karel werd als leenheer van Brederode gevraagd deze regeling goed te keuren, hetgeen hij op 26 oktober 1469 deed155. Misschien is Reinoud dus in 1470 werkelijk aan een moordaanslag ontsnapt, maar later dat jaar overkwam hem al meer dan genoeg rampspoed.


146. Van Leyden, Brederode-kroniek, 708.

147. Aurelius, Divisiekroniek, f. 317v-318. Kluit, Staatsregering, V, 347.

148. Van Leyden, Brederode-kroniek, 644, en Dek, 'Genealogie Brederode', 116, geven geen datum voor de indiensttreding.

149. GAD, ORA 9.166, f. 82v en OSA 6, f. 183. GAL, ORA4B, f. 210v-211. Van Gent, 'Pertijelike saken', 417.

150. Vander Linden, Itinéraires Charles, 18-20. Van Gent, 'Pertijelike saken', 95.

151. BNP, MF 17909, f. 111v. Documenten over de grensscheiding tussen Holland en Utrecht in Gooiland en Loosdrecht uit de jaren 1470-1474 zijn gedrukt in Enklaar, Gooiland, 37- 100. Reinoud en Gijsbrecht van Brederode worden er niet in genoemd.

152. Maris, Repertorium, 478-479, vermeld in NNBW, X, 129.

153. Van Leyden, Brederode-kroniek, 689-690.

154. ARA, AGH 716, caput Kennemerland, f. 22v- 23, vermeld in Kort, 'Repertorium Kennemer land', 95-96.

155.ARA, AGH 718, caput Zuidholland, f. 114- 114v, vermeld in Kort, 'Repertorium Teilingen', 693.


Dit artikel is overgenomen uit de 20ste jaargang van het Jaarboek, 'Reinoud II,. Nummer 1/2 uit 1995
Auteur: M. J van Gent. Het volgende artikel: Gevangene van David van Bourgondië. Voor het overzicht van alle artikelen zie: Een Hollandse luis in de Bourgondische pels.

Meer over: Arnold van Egmond, Adolf van Egmond, Karel de Stoute.

We use cookies

Wij gebruiken cookies op onze web site. Sommigen zijn essentieel voor het correct functioneren van de site, terwijl anderen ons helpen om de site en gebruikerservaring te verbeteren (tracking cookies). U kan zelf kiezen of u deze cookies wil toestaan of niet. Let op dat als u onze cookies weigert mogelijk niet alle functies van de site beschikbaar zijn.