In mei 1456 bracht Philips de leden van de Orde van het Gulden Vlies bijeen in Den Haag.

De hertog wilde met zijn medebroeders delibereren over de vraag, of hij met de opposanten van David moest blijven praten of hen via wapengeweld tot gehoorzaamheid zou dwingen. Reinoud kreeg als lid van de Orde natuurlijk ook een uitnodiging, maar hij verkoos weg te blijven, omdat hij had gehoord dat zijn tegenstanders hem wilden vermoorden of op een andere wijze kwaad doen. De soeverein en de overige Vliesridders namen Reinouds absentie hoog op. Zij maanden hem alsnog voor hen te verschijnen en zijn gedrag te rechtvaardigen.

Reinoud gaf op 11 mei gehoor aan deze oproep en probeerde zich vrij te pleiten van de beschuldiging dat hij zich verzette tegen zijn soeverein en gebieder. Hij stelde dat het geschil tussen David en Gijsbrecht een privé-kwestie was en geen politiek geschil tussen Holland en Utrecht, waarin zijn loyaliteit aan Bourgondië twijfelachtig leek. Deze spitsvondige verdediging maakte geen indruk op de aanwezigen. Zij bepaalden dat Reinoud de besluiten van de paus en de hertog moest aanvaarden en naleven, anders zouden zij hem uit de Orde stoten. Reinoud nam enige tijd om zich te beraden, maar hij begreep dat hij weinig keuze had: op 14 mei maakte hij een knieval voor zijn medebroeders en beloofde dat hij zich voortaan voorbeeldig zou gedragen129.

Na deze onderwerping bleef de verhouding tussen Philips en de Brederodes toch nog precair. De hertog verzamelde eind juli in IJsselstein zijn huurlingenleger en beval zijn leenmannen en de stadregeringen hun contingenten naar hem te zenden. Deze mobilisatie maakte de aanhangers van Gijsbrecht duidelijk dat verder verzet zinloos was en hun positie in Holland en het Sticht alleen maar zou schaden. Op 3 augustus 1456 onderwierpen Reinoud en Gijsbrecht en Hendrik van Montfoort zich aan Philips. Zij beloofden dat zij David zouden aanvaarden en gehoorzamen.

Gijsbrecht werd rijkelijk beloond voor het afstaan van zijn rechten op het bisdom: hij zou benoemd worden tot raadsheer van de bisschop, een aanzienlijk jaargeld uit de bisschoppelijke domeinen en een salarisverhoging als raadsheer van Holland krijgen én een aanstelling als proost van Sint-Donaas in Brugge en kanselier van Vlaanderen. Deze post was politiek gezien niet gewichtig, maar financieel wel aantrekkelijk130. Deze regeling bleek niet toereikend om de animositeit tussen de aanhangers van David van Bourgondië en Gijsbrecht van Brederode weg te nemen. De nieuwe bisschop probeerde namelijk zijn gezag te versterken en raakte zo in botsing met de Staten van Utrecht. In 1456 brak er dan ook een burgeroorlog uit tussen voor- en tegenstanders van de bisschop in het Sticht131.

Tijdens deze strijd bracht Walraven, één van Reinouds bastaardzonen, zijn natuurlijke vader danig in verlegenheid. Op 31 maart 1457 viel hij tezamen met acht metgezellen een groep van stedelijke afgevaardigden uit Haarlem aan in de omgeving van het Vrouwenklooster van De Bilt. De Haarlemmers waren op bezoek geweest bij bisschop David in diens residentie Ter Horst voor overleg over juridische geschillen tussen de stad en de lokale geestelijkheid. Bij de schermutselingen doodde Walraven Klaas van Yperen en Gerrit van Noirtich, respectievelijk burgemeester en schepen van Haarlem. Verder werd de stadsbode zwaar verwond132 .

Volgens Jan van Leyden was deze aan slag een wraakactie van Walraven, gericht tegen Klaas van Yperen en Gerrit van Noirtich. Zij hadden hem namelijk enige tijd eerder met geweld een partij Schotse wol afgenomen, die op het strand bij Zandvoort was aangespoeld. Walraven vond dit onacceptabel, want hij was er van overtuigd dat het bewuste strand tot de heerlijkheid Brederode behoorde en dat de wol dus van de heer van Brederode was.

De regering van Haarlem verzocht Philips, David en de stad Utrecht om maatregelen tegen Walraven en zijn handlangers te treffen133. Jan van Leyden meldt dat Reinoud zeer boos was op zijn zoon en dat hij hem een tijdlang niet wilde zien. Later heeft Reinoud altijd ontkend dat hij op enigerlei wijze bij de aanslag betrokken was geweest. Nadere berichten over de afhandeling van deze delicate zaak ontbreken, maar de biograaf van de Brederodes meldt in zijn kroniek dat er een zoen is gesloten tussen de Brederodes en de nabestaanden van de slachtoffers134.

plaat5 wapenbord kapittel 62

Plaat 5 Wapenbord leden kapittel Gulden Vlies
(Foto: UB Utrecht)

rechter wapenbord kapittel 63

Rechter wapenbord van de leden van het kapittel van het Gulden Vlies
(Foto: UB Utrecht).


129. De Reiffenberg, Toison d'Or, 34-37. Chastellain, Oeuvres, III, 89-96. Aurelius, Divisiekroniek, f. 297. Van Leyden, Brederode-kroniek, 675-676.

130. Chastellain, Oeuvres, III, 135-141. Van Leyden, Brederode-kroniek, 680. Dodt van Flensburg, Archief Utrecht, I, 143-149 en 154-158.

131. Van Asch van Wijck, 'Bisschop David', 194- 200. Zilverberg, David, 21-23. Van Leyden, Brederode-kroniek zwijgt in alle talen over de strijd van 1456-1458.

132. GAH, OSA 19/33, f. 24v. De datering 1 april in Van Gent, 'Pertijelike saken', p. 71 is onjuist. Van Leyden, Brederode-kroniek, 684- 685. Aurelius, Divisiekroniek, f. 299-299v. Zilverberg, David, 22.

133. GAH, OSA 19/33, f. 23v,39v en 40v en OSA 19/34, f. 38. GAL, OSA 381, f. 60v.

134. Van Leyden, Brederode-kroniek, 685 en 701.


Dit artikel is overgenomen uit de 20ste jaargang van het Jaarboek, 'Reinoud II,. Nummer 1/2 uit 1995
Auteur: M. J van Gent. Het volgende artikel: Vredesjaren. Voor het overzicht van alle artikelen zie: Een Hollandse luis in de Bourgondische pels.

Meer over: Kapittel den Haag 1456, Utrechtse oorlog 1456.

We use cookies

Wij gebruiken cookies op onze web site. Sommigen zijn essentieel voor het correct functioneren van de site, terwijl anderen ons helpen om de site en gebruikerservaring te verbeteren (tracking cookies). U kan zelf kiezen of u deze cookies wil toestaan of niet. Let op dat als u onze cookies weigert mogelijk niet alle functies van de site beschikbaar zijn.