Reinoud III van Bredenode op veldtocht in de Zuidelijke Nederlanden

In het Rijksprentenkabinet te Amsterdam bevindt zich in de collectie Frederik Muller een zeer fraaie prent, bestaande uit een houtsnede in vier bladen, vervaardigd door Cornells Anthoniszoon en voorstellende het beleg van Terwanen in 1533. Zowel de politieke achtergronden van dit beleg als ook het deelnemen hier aan door Reinoud III van Bredenode (1492-1556) zijn zeker voldoende interessant om er kennis van te nemen. Eerst zullen we nagaan waarom Terwanen belegerd werd, dan de rol van Reinoud hierbij, waarna tenslotte de houtsnede wat nader bezien zal worden.

Politieke achtergronden

Het rijk van keizer Karel V (1500- 1558) had in 1548 de omvang bereikt waarvan men zegt dat de zon er niet in onderging. Lang heeft deze lichtvolle periode niet geduurd. De onweerswolken in de vorm van onderwoelende Duitse keurvorsten kwamen in 1552 tot een plotselinge ontlading en uitbarsting door het laaghartige verraad van de sinds zijn verbond in 1546 met Kanel V trouw schijnende maar ontrouw blijkende keurvorst Maurits van Saksen (1521-1553). Deze had zich in 1551 verbonden met koning Hendrik II van Frankrijk (1519-1559) met het gezamenlijke doel zich te verzetten tegen de "ondragelijke praktijken" van Keizer Karel V.

Nu was er voor de Duitse vorsten wel enige reden tot bezorgdheid. Behalve dat Karel met harde hand de eenheid wilde bewaren, wilde hij vooral dat dit een katholieke eenheid zou zijn, een streven dat in de Duitse overwegend protestantse staten weinig sympathie ondervond. Maar vooral het voornemen van Karel om zijn zoon Filips tot zijn algemeen erfgenaam en opvolger te benoemen, viel slecht in de Duitse landen.

karel V

Portret van Karel V; Schilderij door anoniem meester, ca 1540; Utrecht, Centraal Museum

Zoals gezegd, heeft Maurits van Saksen zich als een verrader laten kennen. Zijn heimelijke transacties - het Verdrag van Chambord in 1552 - met de Franse koning leverden militaire hulp en 70.000 goudkronen maandelijks op, zij het in ruil voor het afstaan aan Frankrijk van enkele Duitse rijkssteden, waaronder Kamerijk, Verdun en Metz, en voor de toezegging aan Hendrik II dat deze het vicariaat over het Duitse Rijk zou ontvangen. In maart 1552 brak de opstand uit. Hendrik II bezette de genoemde steden en trok Lotharingen binnen. De rebellerende vorsten togen op naar Innsbruck waan de beide broers Karel V en Ferdinand I verbleven. Ternauwernood wist Karel, hevig geplaagd door de jicht, per draagstoel te ontkomen naar Villach. Tenslotte werden hij en Ferdinand gedwongen tot het Bestand van Passau waarmee de rebellie tot een eind kwam. Met Karels gezag in de Duitse landen was het evenwel in pnincipe gedaan.

Met dit alles was de diepe vete tussen Spanje en Frankrijk, tussen Karel V en zijn rivaal Hendrik II tot een absoluut dieptepunt gekomen. Niets kon Karel meer weerhouden om de verloren gegane steden terug te winnen en in een wraaktocht Frankrijk zo scherp mogelijk te tneffen. Deze veldtocht was eveneens nodig om de Nederlanden, waarop Frankrijks haatdragende en oorlogszuchtige ogen voortdurend gericht waren, veilig te stellen.

Karel besloot, vooral op aandringen van zijn zuster en landvoogdes hier te lande Maria van Hongarije (1505- 1558), Frankrijk niet vanuit het noorden maar vanuit het noordoosten binnen te vallen.

Helaas door zijn haat verblind, koos hij het verkeerde ogenblik door tegen de winter het beleg - onder bevel van hertog Alva - te slaan voor de stad Metz. Het werd een jammerlijke mislukking. Regen, koude, ziekte, honger en allerlei ontberingen deden het leger tot een ordeloze bende vervallen. Met Kerstmis gaf Karel het op, zelf zodanig geknakt dat het zes weken duurde voordat hij in staat was, zij het nog liggende in een draagstoel, Brussel binnen te trekken. Hij zag er uit als een dode en menigeen veronderstelde dan ook dat hij niet meer in leven zou zijn.

Desondanks werden al spoedig daarna in de Nederlanden nieuwe troepen aangeworven om - zo was het plan - de Fransen te verschrikken door onverhoedse en heftige aanvallen vanuit het noonden en daarmee het gevaar van die zijde voor de Nederlanden af te wenden. Onder de energieke leiding van de zwaar gewonde maar ontembare graaf van Roeulx (overleden in 1553) werd in de zomer van 1553 in een nieuwe veldtocht het beleg geslagen voor de Zuidnederlandse sleutelsteden Hesdin en Terwanen.

Karel V, inmiddels voldoende hersteld, begaf zich na de inname van die steden ook persoonlijk naar het front met het gevolg dat de Fransen voorlopig van nieuwe aanvallen afzagen en hun Zwitserse huurtroepen afdankten. Het dreigende gevaar voor een aanval op de Zuidelijke Nederlanden was voorlopig geweken.

Het is bij het genoemde beleg van Terwanen dat we onze Reinoud III van Brederode ontmoeten.

De stad Terwanen

Terwanen - thans Thérouanne geheten - ligt in de landstreek Artois in het uiterste noordwesten van Frankrijk, aan het riviertje de Lys - in het Nederlands de Leie - ongeveer 40 km zuid-oost van Calais.

Reeds in de Karolingse tijd komt de naam voor als de gouw Tarvanensis, een gebied dat later door Boudewijn I (overleden in 879), de stamvader van de Vlaamse graven, als graafschap bij zijn gebied gevoegd werd. Terwanen lag in het grensgebied tussen Frankrijk en Vlaanderen, reden waarom de stad met omgeving meermalen van heer en meester verwisselde.

Na het jaar 1000 begonnen de Duitse koningen bepaalde rechten en graafschappen over te dragen aan plaatselijke bisdommen waardoor kerkelijke vorstendommen ontstonden zoals Luik en Utrecht. Zowel Doornik als Terwanen waren tot bisschopszetels verheven maar geen van de Zuidnederlandse bisschopssteden bezuiden de Vlaams-Franse taalgrens heeft zich tot kerkelijke staat ontwikkeld. Wel was het geestelijk gezag van de Terwaanse bisschoppen uitgebreid tot de omgeving van Yperen en Veurne. Ondanks deze situatie stond de Terwaanse geestelijkheid vrijwel geheel onder de politieke invloed van de Franse koningen.

In 1513 werd de stad, die in 1477 in Frans bezit was gekomen, in een gezamenlijke actie van keizer Maximiliaan van Oostenrijk (1459-1519) en de Engelse koning Hendrik VIII (1491-1547) tegelijk met Doornik veroverd. Nadat bij de "Damesvrede" van Kamerijk - het Franse Cambrai - in 1529 Terwanen nogmaals in Franse handen was overgegaan, veroverde Karel V tenslotte op 20 juni 1553 de stad en verwoestte deze zo grondig dat deze lange tijd niet meer op de landkaarten genoemd werd.

Karel V en Reinoud III

Het historisch gewicht van Karel V tegenover Reinoud III laat niet toe hen beiden onder één noemer te plaatsen. Integendeel, beider persoonlijkheid, levensloop en daden liggen te ver uiteen voor een onderlinge afweging. Maar er is geen reden de positie van Reinoud ten opzichte van Karel te onderschatten. Immers, beiden stonden via Karels zuster Maria van Hongarije, de Nederlandse landvoogdes, in familierelatie tot elkaar. Mede hieraan zal het te danken zijn dat Reinoud ontkwam aan het doodvonnis dat Karel over hem had uitgesproken wegens ongeoorloofd gebruik van het door Reinoud "gezuiverde" familiewapen. Deze veroordeling van Karels "beminde neef" ging de grote keizer kennelijk toch wat te ver. Dan was er, nog steeds, de verhouding van leenman, van de keizerlijke vorst tot de Hollandse edelman en "graaf" van Brederode. Al waren deze middeleeuwse feodale verhoudingen op den duur aan de tijd ontgroeid, het zou nog tot de Vrede van Munster in 1648 duren eer aan het leenheerschap van de Habsburgers over de lage landen een einde kwam.

Reinoud III (1493 1566)

Portret van Reinoud III van Brederode Schilderij toegeschreven aan Cornelis Anthonisz. , ca 1550; Amsterdam, Rijksmuseum

Dat Reinoud een en andermaal ten strijde werd opgeroepen, was in feite dus een normale zaak. Het was al eens eerder gebeurd, namelijk in 1543 toen Reinoud zijn aandeel moest leveren in de onderwerping van Gelre, maar dat is een geheel ander verhaal. In dit jaar was hij overigens als vooraanstaand Nederlands edelman benoemd tot bevelhebber van het Hollands-Utrechtse leger, zulks als opvolger van de in 1544 gesneuvelde Oranjeprins René van Châlons.

Overigens moet men zich geen al te overdreven voorstelling maken van deze functie. Van een algemeen Hollands leger, betaald door de staat, was geen sprake. De krijgsmacht bestond in die dagen uit troepen huurlingen uit eigen gewesten en andere landen. Enige orde bestond er al wel sinds door de Bourgondische vorsten, beginnende met Karel de Stoute, zogenaamde "benden van ordonnantie" in stand werden gehouden, legergroepen die ook in vredestijd beschikbaar waren. Deze groepen, vermeerderd met grote aantallen huursoldaten uit Holland en den vreemde, vormden de legermacht waarover Reinoud het bevel voerde en die geheel ter beschikking stond van de keizer. Deze betaalde de kosten ten dele met Spaanse munt, ten dele via aanslagen op de kas van de Staten van vooral Holland en Utrecht.

Zoals eerder gebeurd was, zal de landvoogdes Maria aan Reinoud in het voorjaar van 1553 een schriftelijk bevel gezonden hebben tot aanneming van een aantal vendels voetknechten van 2000 hoofden, bestemd voor de veldtocht naar noord-Frankrijk.

Ook ritmeester Molenbays heeft een legergroep verzameld en onder zijn bevel gesteld; zijn uit cavallerie bestaande afdeling was gelegerd in en rond een klein dorpje ten noorden van Terwanen. Reinouds leger lag ten noord-westen van de stad, op en achter een heuvel. De stad viel op 20 juni in Spaanse handen en werd grondig verwoest. Dit was het laatste praktische optreden van Reinoud in een oorlogssituatie. Zonder twijfel was Karel V uitermate tevreden over dit resultaat en hij zal dit wel aan zijn bevelhebbers van het beleg hebben laten blijken.

Zo belastte hij een maand later, op 20 juli, Reinoud met het gezag over 10 vendels knechten, totaal ongeveer 2000 man, met de rang van overste en kolonel. Uit deze functie verkreeg Reinoud, behalve de eer en het aanzien, ook financiële inkomsten. Reinoud stierf drie jaar daarna, inmiddels nog bevorderd tot deken van de Orde van het Gulden Vlies, waarvan hij in 1531 tot lid was benoemd.

De houtsnede

vergankelijkheid

De uit vier bladen bestaande houtsnede, Allegorie van de vergankelijkheid Houtsnede door Jan Ewoutsz. naar Cornelis Anthonisz., 1537; Amsterdam, Rijksmuseum

totaal 55 x 71 cm groot, is vervaardigd door de Amsterdamse schilder en graveur Cornelis Anthoniszoon. Hij is voor de historieminnende Amsterdammers geen onbekende. Toen immers in het begin van de zestiende eeuw de stad aan de Amstel tot rijke volwassenheid was gekomen, achtten de vroede vaderen de tijd gekomen om hun "Schiprijk Amsterdam" in vogelvlucht-perspectief te laten vereeuwigen, zowel in glanzende olieverf als in houtsnede. Cornelis Anthoniszoon, die leefde van omstreeks 1499 tot omstreeks 1554, voerde deze opdracht nauwgezet en met kunstzin uit. Onschatbaar is ook de grote serie prenten die hij maakte van tal van belangrijke personen van zijn tijd, waar bij onze Reinoud natuurlijk niet ontbreekt .

Zijn houtsnede "Belegh van Terwaen" ontstond in 1553 en is door hem "geconterfeyt na't leven". Hij is dus ter plekke getuige geweest van het beleg en heeft, zo mogen we veronderstellen, schetsen gemaakt die hij meteen of later in zijn atelier tot de houtsnede heeft verwerkt. Een oorlogscorrespondent dus, niet met de pen of camera maar met de tekenstift, zoals later Willem van der Velde dat ook zou doen, ter zee. Al eerder was Cornelis Anthoniszoon op reis geweest, namelijk in 1541, toen hij Karel V vergezelde op diens krijgtocht tegen de Turken in Algiers.

beleg terwanen

Het beleg van Terwanen; Houtsnede door Cornelis Anthonisz. , 1553; Amsterdam, Rijksmuseum

Op de prent ligt middenboven de ommuurde stad Terwanen. Volgens aanduidingen ligt het zuiden bovenaan op de prent, zodat blijkt dat de stad in hoofdzaak vanuit het noorden belegerd is. Als titel draagt de prent de tekst "Dit is het belegh van Terwaen, gheconterfeyt nat dleven". Op verschillende plaatsen zijn rechthoekige vlakken uitgespaard, kennelijk met de bedoeling aan te geven welke legerkampen zijn afgebeeld. Bij het middelste kamp staat "Grave de espijnois" vermeld, de Spaanse afdeling dus. Voor een grote legertent met (onherkenbaar) wapen staat de Spaanse veldheer. Wie dit is, kon niet achtenhaald worden.

Rechtsonder staat vermeld "hier leijt het groete ruiter leeghere v(an) mijn heer va(n) mole(n)bays rijtmeester". Volgens de weergegeven kerktoren was dit legeronderdeel, allen ruiters, ingekwartierd in en om een nabij gelegen dorpje .

Rechts in het noord-westen bevindt zich de legergroep van Reinoud van Brederode. Erbij staat vermeld: "Dit is het neederlantsche leegher mijen heer van bredenro Capijteyn". Op de twee grote tenten is het wapen van de Brederodes aangebracht, beide zonder de door karel V voorgeschreven barensteel. We mogen aannemen dat deze barensteel alleen op de prent ontbreekt, gezien de nogal turbulente voorgeschiedenis van de samenstelling van Reinouds wapen.

Reinoud, fraai gekleed, zestig jaar oud reeds, loopt in gezelschap van een page en drie dienaren naar zijn tent, waar in de ingang een vrouw op hem wacht. Wie die vrouw is, kunnen we slechts gissen. Zijn vrouw Philipotte was in 1536 al overleden, en zijn latere "bijzit" Katharina van Holten is het zeker niet geweest. Blijft over een dame van goed gedrag, aangeworven voor het leger en van voldoende niveau om Reinoud de zorg van de krijg te doen vergeten, respectievelijk slechts een vrouw die de tent en zo schoon moest houden.

Het legerkamp van Reinoud ligt tegen een heuvel waarop de resten van een kasteel te zien zijn. In de onderscheidene legerkampen komt dezelfde soort vlaggen en vaandels voor, namelijk met de Bourgondische diagonaal gekruiste banen.

Cornells Anthoniszoon heeft goed om zich heen gekeken tijdens zijn verblijf in het legerkamp. De prent zit vol met allerhand kleine tafereeltjes zoals oefenende ruiters, een boerenkar met paard, vechtende soldaten, schietende kanonnen, een tent plus vat wijn plus vrouw erbij, een etenskraam, belegeringswerktuigen, een vrouw op weg met waterkruiken, paarden onder een afdak enz. enz.

Ook de vijand ontbreekt niet. Van achter de heuvels aan de horizon komen de Fransen in groten getale aanstormen, zonder resultaat, zoals we nu weten.

J.H. Verhoog

Bronnen

P.J. Blok, Geschiedenis van het Nederlandsche Volk (1812)

H.G. Dahms, Deutsche Geschichte im Bild (1969)

I.H. Gosses, Handboek tot de staatkundige geschiedenis der Nederlanden - De middeleeuwen (1974)

J. de Jongh, Maria van Hongarije (1966) Matthaeus, Analecta, I (1738)

Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, X (1937)

Ons Amsterdam, (Tijdschrift stad Amsterdam)

R. Putnam, Willem de Zwijger (1910) P. Rassow, Karel V

C M . Schulten, Het leger in de zeventiende eeuw (1969)

Winkler Prins, Algemene Encyclopedie Winkler Prins, Geschiedenis der Nederlanden (1977)

Verslagen omtrent 's Rijks oude archieven, XXXII (1909)

Dit artikel is overgenomen uit het tijdschrift nr 4, 5e jaargang 1980.

We use cookies

Wij gebruiken cookies op onze web site. Sommigen zijn essentieel voor het correct functioneren van de site, terwijl anderen ons helpen om de site en gebruikerservaring te verbeteren (tracking cookies). U kan zelf kiezen of u deze cookies wil toestaan of niet. Let op dat als u onze cookies weigert mogelijk niet alle functies van de site beschikbaar zijn.