Vianen kreeg in het midden van de 14-e eeuw gevoelige verliezen te verduren.

Binnen anderhalf jaar stierven drie van haar wettige heersers op een rij: Heilwich van Vianen overleed op 14 februari 1351, haar zuster en opvolgster Catharina volgde haar vier maanden later, op 12 juni, in het graf; hun oom Hendrik I van Vianen voerde daarna het bewind tot 3 oktober 1352, toen ook hij stierf. Er valt over de korte regeringsperiodes van Catharina en Hendrik I nauwelijks iets te vertellen. Van Catharina weten wij alleen, dat zij geleefd heeft. Hendrik heeft in de maanden die hem nog in het leven restten, net de tijd gehad om zich in het volle bezit van de Viaanse heerschappij te stellen. Toch wil ik niet zonder meer voorbij gaan aan Hendrik I van Vianen, want hij legde de basis voor een nieuwe machtsontwikkeling, die groot oorlogsgeweld te weeg zou brengen, waaronder zijn zoon en kleinzoon diep gebukt zouden gaan.

Hendrik I (1351-1352)

Hendrik werd omstreeks 1290 geboren als tweede zoon van Hubrecht van Vianen en Agniese van Langerak. Aangezien aan zijn oudere broer Zweder de heerschappij van Vianen toeviel, had hij niet zo veel te verwachten van de toekomst. Hendrik bezat wat land in de Ham onder Everdingen en hij heeft verder van zijn ouders voldoende geërfd om zijn stand als edelman te kunnen ophouden.

Aanvakelijk streed Hendrik in 1324 met zijn broer tegen de bisschop van Utrecht. Maar in zijn houding kwam een radicale verandering, toen hij kort daarna trouwde met Catharina Uten Goye, een zuster van de invloedrijke burggraaf van Utrecht. Sindsdien was Hendrik voortdurend aan de zijde van de bisschop te vinden, in tegenstelling tot zijn Viaanse familie. Hij slaagde erin zich onmisbaar te maken door samen met andere edelen steeds grotere geldbedragen voor te schieten aan bisschop Jan van Arkel. In ruil voor zijn financiële diensten was hij enige tijd, 1346-1349, slotvoogd van Stoutenburg (onder Leusden) en schout van Eemland, en sinds 1349 tot aan zijn dood beheerde hij als rentmeester de bisschoppelijke financiën.

Deze carrière zal ongetwijfeld samenhangen met het aanzien en het vermogen van Hendrik's schoonfamilie. Wat was het geval? De burggraaf was om streeks 1333 betrekkelijk jong gestorven. Hij liet slechts één kind na, het zogenaamde "kind van den Goye". Hendrik werd belast met de voogdij van het kind en kon zodoende beschikken over het burggrafelijke vermogen, dat hij kennelijk besteedde aan winstgevende transacties met de bisschop.

Het lot was Hendrik in latere jaren wel bijzonder goed gezind. Het kind stierf voortijdig, waardoor zijn vrouw Catharina in 1349 burggravin van Utrecht werd. Bovendien werd het met het verstrijken der jaren duidelijk, dat de Viaanse heersers van dat ogenblik voorgoed kinderloos zouden blijven, zodat Hendrik's kansen op de Viaanse troon aanmerkelijk stegen.

In 1351 was het plotseling zo ver. Vrijwel geheel zijn leven was Hendrik in wezen een vrij berooide edelman geweest, die teerde op de bezittingen van zijn schoonfamilie. Maar door een reeks sterfgevallen kwam hij nu op rozen te zitten. Achter elkaar stierven Heilwich en Catharina van Vianen en tevens zijn eigen vrouw, burggravin Catharina. Aan Hendrik viel zodoende de heerschappij van Vianen toe, terwijl zijn oudste zoon Gijsbrecht het burggraafschap van Utrecht en de Goyse goederen aanvaardde. Vader en zoon heersten nu gezamenlijk over een aanzienlijk gebied, dat sinds 1352, na de dood van Hendrik, door Gijsbrecht alleen bestuurd zou worden.

Laten wij nog eens overzien, wat de Beusichems van Vianen in de afgelopen honderd jaar aan bezittingen vergaard hadden: Vianen, Lexmond, Hei- en Boeicop, Meerkerk, Jutphaas, Reyerskoop en Odijk. Alleen Vreeswijk hadden zij na de vlucht van Willem van Duivenvoorde moeten prijsgeven. Gijsbrecht voegde hier nog aan toe Houten, 't Goy, Haarzuilens, en waarschijnlijk ook Jaarsveld en Zevenhuizen (bij Lopikerkapel). In feite lagen de Viaanse bezittingen in een halve cirkel, in het zuiden en westen, rond de bisschopsstad Utrecht en hadden de Viaanse heren over een afstand van vele kilometers de oevers van de Lek stevig in handen. Hun macht werd nog benadrukt door de sterke kastelen van Vianen, 't Goy en de Haar.

Een bijzonder bezit was het burggraafschap van Utrecht. De heren van Vianen voerden met trots hun burggrafelijke titel, want die bracht hun vooraan in de rangen van de Utrechtse adel. Aan de titel waren echter geen bezittingen verbonden. De burggraaf had slechts zeggenschap over een stuk straat in de stad Utrecht (Vismarkt, Zoutmarkt, Lichte Gaard). Maar dit gaf hem het kostbare recht om, onder welke omstandigheden dan ook, de stad te betreden, zoals veel later, in 1566, zou blijken bij de poging van Hendrik van Brederode om Utrecht voor de geuzen te bemachtigen.

Gijsbrecht (1352-1391)

Gijsbrecht van Vianen, de nieuwe heer, was omstreeks 1330 geboren. Hij zou bijna veertig jaar over Vianen heersen, van 1352 tot 1391. Zijn regering valt uiteen in twee periodes: de jaren tot 1378, een tijd waarin de Viaanse macht naar een nieuw hoogtepunt groeide; en de jaren na 1378, waarin Gijsbrecht alles tegenliep onder heftige aanvallen van zijn Arkelse buren.

Geheel in tegenstelling tot zijn bisschopsgetrouwe vader begon hij in samenwerking met zijn neven Culemborg en Montfoort aan een oorlog tegen de bisschop van Utrecht, 1353-1356, en zette daarmee een traditioneel geworden Viaanse politiek voort. Veel geluk hadden de neven daarbij niet, want al spoedig moesten zij de kastelen van Montfoort en 't Goy aan de strijdvaardige herder prijsgeven. Totdat de graaf van Holland, Willem V, weer eens zijn kans schoon zag om het Utrechtse te belagen. Met een beleg van de bisschopsstad in het vooruitzicht gaf de bisschop zich toen gewonnen en liet het beschadigde kasteel van 't Goy op zijn kosten restaureren.

Nog tijdens de oorlog moet Gijsbrecht in het huwelijk getreden zijn met Beatrix van Egmond, een dochter van de heer van IJsselstein. In 1357 werd hun oudste zoon, Hendrik (II), geboren, spoedig gevolgd door Jan en andere kinderen.

De jaren na de wat mislukte oorlog schijnen vrij rustig verlopen te zijn. Gijsbrecht zette zich aan het beheer van zijn bezittingen. Al eerder, in 1354, had hij de stad Vianen goed gereglementeerde stedelijke belastingen gegeven en in 1383 zag hij af van zijn recht om financiële bijdragen van de stad te mogen eisen. Om het zicht over zijn uitgestrekte goederen te handhaven verbeterde hij in 1380 zijn administratie met de instelling van een Leenhof, waar alle Viaanse leenmannen geregistreerd werden. De nu nog bestaande registers, die een periode van ruim vierhonderd jaar bestrijken, geven een opmerkelijke kijk op het oude, feodale Vianen. In 1370-1378 hield hij zich langs de Zouwendijk bezig met waterstaatkundige werken, waaraan de Vliet, de Oude Zederik en Sluis bij Ameide hun ontstaan te danken hebben.

HV HLVB Vianen P010 () S001

Het slot Batestein te Vianen, 1733. Ets door O.C. Philips naar een tekening van Cornells Pronk, 1749. [Prent 10 uit de eigen collectie]

Batestein werd gebouwd door Gijsbrecht van Vianen ter vervanging van het oude kasteel op het Wed. Het werd voltooid in 1372. Op deze gravure ziet men het kasteel vanuit het zuidoosten; de tekenaar moet aan het begin van de achterstraat, bij de Kortendijk, gestaan hebben. Op de plaats van de grote vierkante toren, de Simpol, staat tegenwoordig de watertoren.

Gijsbrecht vertoefde geregeld aan het bisschoppelijk hof. Hij haalde zelfs de bijna vergeten banden met Gelderland aan en vocht in 1371 aan de zijde van de hertog van Gelderland mee in de slag bij Baesweiler (bij de Duitse grens met Limburg), waarin hij niet alleen de riddertitel verdiende maar ook een smakelijke losprijs voor de jonge Franse graaf van Saint-Paul, die toen door Gijsbrecht gevangen genomen was.

Zijn macht en aanzien bracht Gijsbrecht tot uiting door in Vianen een nieuw kasteel, Batestein, te bouwen. Op de noordwesthoek van de stad verrees een moderne burcht, die beter dan het oude kasteel op het Wed aansloot op de stedelijke verdedigingswerken. In 1372 kwam het nieuwe slot gereed, mede dankzij de meevaller van Saint-Paul.

In alle rust sloeg Gijsbrecht van Vianen in die jaren een grote slag. Hij huwde zijn beide oudste zonen, Hendrik (II) en Jan, uit aan de erfdochters van zijn buurman Johan van Herlaar, heer van Ameide. Het huwelijk tussen Hendrik en Heilwich werd in 1373 voltrokken; dat van Jan en Johanna kort daarna. De gevolgen waren indrukwekkend: Hendrik kreeg op deze wijze kasteel, stad en heerlijkheid van Ameide, alsmede Tienhoven en Twaalfhoeven, terwijl aan Jan het dorp Noordeloos werd toegewezen. Het land van Vianen had nu de omvang van een miniatuur-staat bereikt!

Tenslotte wist Gijsbrecht in 1378 te bewerken, dat zijn jongere broer Reinoud van Vianen tot bisschop van Utrecht werd gekozen. De Beusichems van Vianen stonden nu op het hoogtepunt van hun macht; althans zo leek het. Dat Gijsbrecht niet alles vermocht, was hem al gebleken, toen hij in 1374 na een fel conflict met de stad Utrecht moest toestaan, dat zij haar sluizen, van Vreeswijk beschermde met de bouw van een sterk fort aldaar, de Gildenborg. Bovendien smeulde de jaloezie van Otto, heer van Arkel, wiens macht niet onder deed voor die van de heer van Vianen.

Otto van Arkel ontpopte zich als een zeer gevaarlijke tegenstander. Hij plaatste tegenover de Viaanse bisschop een tegenbisschop, die de steun van Rome had. De Viaanse broers haalden bakzeil, toen in de uitbrekende strijd het kasteel van 't Goy zich in 1380 moest overgeven; Reinoud deed toen afstand van zijn bisschoppelijke rechten.

Maar dit was slechts de ouverture van een slopend duel tussen Vianen en Arkel. Op alle mogelijke manieren probeerden de Arkelsen in het vervolg de Viaanse positie verder te ondergraven, en wel in eigen huis. Arkel had een schitterend uitgangspunt, namelijk het aangrenzende Hagestein, dat sinds 1335 met het kasteel Hagestein in het bezit van de Arkels was. Daar zetelde Otto's eerzuchtige zoon Jan van Arkel, wie niets te "stout" was om de macht te veroveren. Jaren lang terroriseerde Jan de boeren van Vianen, als zij op hun Hagesteinse akkers kwamen werken, en omgekeerd wreekte Gijsbrecht zich op de boeren van Hagestein, die land onder Vianen bezaten. Van de Ening van 1336 was niets meer te merken. Bijzonder hatelijk was het feit, dat Arkel sinds 1330 het belastingrecht (de tienden) in het Viaanse land in handen had, dat hij uiteraard uitbuitte om Gijsbrecht dwars te zitten. Een bepaald onvriendelijke daad was de stichting van de stad Hagestein in 1382, wat kennelijk bedoeld was om de stad Vianen economisch te lijf te gaan. Bovendien bouwde Jan van Arkel zijn stad en kasteel uit tot een van de sterkste vestigingen in de wijdeomgeving, terwijl hij op de grens met Everdingen het slot Everstein optrok. Het conflict werd verscherpt door de moord op de proost van St. Marie uit Utrecht, die op het kerkhof van de Grote Kerk te Vianen door Hagesteinse knechten werd neergestoken.

Totdat op 30 april 1387 de bom barstte met een vechtpartij in Meerkerk, waar enkele Gorcumse kooplieden het leven lieten. Gijsbrecht van Vianen ging niet in op een ultimatum van de Arkels, die vervolgens met een grote legermacht de landen van Vianen en Ameide binnenvielen. Meerkerk, Broek, Lakerveld, Lange Bolgerij en de kerk van Heicop gingen in vlammen op. Vianen zelf hield stand ondanks een beschieting met de eerste kanonnen die zich toen in de Vijfheerenlanden vertoonden. Het Arkelse leger rukte daarna op naar Ameide, verbrandde het stadje en veroverde het kasteel. Een uitval over de Lek naar de Utrechtse bezittingen van Vianen kon Gijsbrecht echter keren in de slag bij Vreeswijk, waar de Arkelsen een fikse nederlaag leden. Maar ten zuiden van de Lek was de situatie vrij hopeloos. Dat deze oorlog niet zo maar een uit de hand gelopen burenruzie was, blijkt uit de bemiddeling van de omringende vorsten: de bisschop van Utrecht, de hertog van Gelderland en de graaf van Holland bewerkten in 1388 een wapenstilstand, waarbij het Viaanse Ameide en het Arkelse Everstein aan een neutrale partij werden overgedragen als waarborgen voor het bestand. De belangrijkste bepaling was, dat Ameide binnen twee jaar voor een groot bedrag vrijgekocht moest worden. De Vianezen konden het geld niet bij elkaar krijgen, zodat Ameide omstreeks mei 1390 aan de overwinnaar, Jan van Arkel, werd afgestaan.

De vrede zou nog jaren op zich laten wachten, het ene bestand volgde op het andere. Maar voordat er vrede kwam, stierf Gijsbrecht van Vianen in 1391; het geteisterde land van Vianen liet hij in kommervolle omstandigheden na aan zijn zoon Hendrik II.

Literatuur:

A.M.C, van Asch van Wijck, "Stukken betreffende de geschillen tusschen de heeren van Arkel en van Vianen. 1380-1390", in: Codex Diplomaticus Neerlandicus, 2de serie, dl. 2, 1ste afd. (1853).

L.A. van Asch van Wijck, Het archief van het kasteel de Haar te Haarzuilens, z.pl. 1959.

J.W. Berkelbach van der Sprenkel, Regesten van oorkonden betreffende de bisschoppen van Utrecht uit de jaren 1301-1340, Utrecht 1937.

H. Bruch, Dirck Franckensz. Pauw (Theodoricus Pauli), Kronijcke des Lants van Arckel ender der Stede van Gorcum, z.pl. 1931.

P.N. van Doorninck, Acten betreffende Gelre en Zutphen 1376-1392, Arnhem 1900.

R. Fruin Th. Azn., "De heerlijkheid en stad van Hagestein", in: Verslagen en Mededeelingen van de Vereeniging tot uitgave der bronnen van het oude vaderlandsche recht, dl. 3, no. 4 (1896).

P. Horden Jz., Een kleine geschiedenis van het Land van Vianen, z.pl. 1953.

A.D. Maris, Van voogdij tot maarschalkambt. Bijdrage tot de geschiedenis der Utrechts-bisschoppelijke staatsinstellingen, voornamelijk in het Neder sticht, Utrecht 1954.

F. van Mieris, Groot Charterboek der Graaven van Holland en Zeeland (723-1436), Leiden 1753-1756, delen 2 en 3.

CA. Rutgers, Jan van Arkel, bisschop van Utrecht, Groningen 1970.

J.E.A.L. Struick, Utrecht door de eeuwen heen, Utrecht-Antwerpen 1968.

P.G.F. Vermast, "De Heeren van Goye", in: De Nederlandsche Leeuw, 66 (1949) en 67 (1950).

J. Vredericxz., "600 jaar slag bij Baasweiler en de toren van Simpol", in: De Vijheerenlanden, 117e jrg., no. 42 (woensdag 20 oktober 1971).

F. van Zutphen & J.G.M. Boon, Vreeswijk aan de Lek. Momenten uit de dorps geschiedenis, z.pl. 1964.

 

J. Heniger

 

Bovenstaande tekst is overgenomen uit het tijdschrift nr. 2/3, derde jaargang 1978.

Meer over Gijsbert op Wikipedia en over kasteel Batestein op Wikipedia

We use cookies

Wij gebruiken cookies op onze web site. Sommigen zijn essentieel voor het correct functioneren van de site, terwijl anderen ons helpen om de site en gebruikerservaring te verbeteren (tracking cookies). U kan zelf kiezen of u deze cookies wil toestaan of niet. Let op dat als u onze cookies weigert mogelijk niet alle functies van de site beschikbaar zijn.