Een uitzonderlijke figuur in de geschiedenis van Vianen is Willem van Duivenvoorde, de stichter van deze stad.

Voor alles staat hij echter bekend als de eerste grootkapitalist van de Nederlandse Middeleeuwen. De rijke bezittingen die hij tijdens zijn leven wist te vergaren, vormden de grondslag van het fortuin van de latere Oranjes.

Willem was, anders dan de Beusinchems, een Hollandse edelman, wiens belangen meer in de westelijke en zuidelijke Nederlanden lagen. Hij bestuurde Vianen in de jaren 1333-1351, niet uit eigen recht, maar als echtgenoot van Heilwich, vrouwe van Vianen. Over Heilwich zelf is nauwelijks iets bekend; zij stond geheel in de schaduw van de reusachtige figuur van haar man.

Willem is omstreeks 1290 geboren als bastaardzoon van de Hollandse ridder Philips van Duivenvoorde. Hij stierf op 12 augustus 1353. In zijn jeugd droeg Willem de merkwaardige bijnaam "Snikkerieme" (roeispaan). Zijn onechte geboorte is misschien de aanleiding geweest, dat hij van jongs af aan geïnteresseerd was in de geldhandel, een bezigheid, waarop de edelen volgens de zeden van die tijd met minachting neerzagen. Hij leende geld uit tegen tien tot dertig procent rente en wist zodoende een klein vermogen op te bouwen, dat hij vooral belegde in de zeer winstgevende zoutindustrie in de moerassen bij Geertruidenberg. Dankzij familierelaties drong hij al jong door tot het hof van graaf Willem III van Holland. De graaf taxeerde het financiële talent van Willem op zijn juiste waarde en benoemde hem in 1317 tot zijn kamerling. Als kamerling was hij belast met de persoonlijke zorg voor de graaf, bewaarde het geheimzegel en waakte over diens schatkist. Hij was de voornaamste tussenpersoon bij audiënties en regelde verder alle officiële plechtigheden. In deze functie won hij het vertrouwen van Willem III, die hem opnam in de grafelijke raad. In dit college ontplooide Duivenvoorde tevens zijn diplomatieke gaven. Hij groeide uit tot een van de steunpilaren van de grafelijke regering. Er ging bijna geen gelegenheid voorbij, of de graaf vroeg "onse camerlingh" om advies en medewerking. Omgekeerd heeft de graaf hem rijkelijk beloond met goederen, zoals de kastelen van Strijen en Kapelle aan de IJssel.

Een belangrijke opdracht aan Duivenvoorde was de bouw van het kasteel van Geertruidenberg (1323), de sleutelvesting van Holland tegen Brabant; Willem werd er slotvoogd. Van hieruit kreeg hij grote belangstelling voor het aangrenzende Brabant. Hij zag daar kans om grote delen van zijn fortuin te beleggen in uitgestrekte goederen. Op den duur was zijn rijkdom zó groot geworden, dat zijn heer en meester, de graaf van Holland, op diens reizen naar zijn andere graafschap Henegouwen vrijwel uitsluitend over Duivenvoorde's land trok en onderweg in diens kastelen en huizen logeerde.

Net als in Holland kreeg Willem ook in Brabant veel invloed op de regering. Brussel, de hoofdstad van Brabant, werd zijn nieuwe thuis en hij bouwde er in 1342-1345 op de Koudenberg de kern van het beroemde Hof van Nassau, waar later Willem van Oranje vertoefde, als hij voor staatszaken in die stad verbleef. De belangrijkste bezitting van Duivenvoorde in Brabant was ongetwijfeld de baronie van Breda. Daar, halverwege Geertruidenberg en Brussel, stichtte hij in 1350 het fraaie kasteel van Breda, later de woonplaats van de Oranjes.

Duivenvoorde's aspiraties reikten verder dan Holland en Brabant. Ook op het internationale vlak deed hij van zich spreken. Hij wordt beschouwd als een grote motor van de anti-Franse politiek van de Hollandse graaf en de grondlegger van het verbond met Engeland. Duivenvoorde was ook dankzij zijn rijkdom de financier van de grootscheepse Engelse invasie, waarmee in 1337 de verwoestende Honderd jarige Oorlog tussen Engeland en Frankrijk begon.

De combinatie van financier-politicus-kapitalist van grote allure trok talloze lieden aan, die rond hem de Duivenvoorde-clan vormden en die het tijdens de Hollandse graven Willem III en diens zoon Willem IV voor het zeggen hadden. Zijn tegenstanders, vaak leden van de oude adel, werden in de hoek gedreven, waar de klappen vielen. Zonder het te willen of te beseffen, legde Duivenvoorde mede de basis voor de moordende partijstrijd die later Holland en de aangrenzende gewesten zou teisteren: de Hoekse en Kabeljauwse twisten.

Wat had nu een man van dergelijk kaliber in Vianen te zoeken? Als wij kijken naar de algemene situatie in de Lekstreek, dan zien wij, dat graaf Willem III voor 1327 heeft ontdekt, hoe daar de machtsverhoudingen in elkaar staken. De gebieden van IJsselstein, Vianen, Hagestein en Culemborg, die zo prachtig op een rijtje lagen en tesamen de zuidgrens van het bisdom van Utrecht vormden, waren leengoederen van de heer van Kuik. Wij weten uit de vorige aflevering van dit tijdschrift, dat de Hollandse graaf er in slaagde om de Kuikse leenheer uit zijn rechten te kopen. Maar er deed zich nog een erg toevallige omstandigheid in die gebieden voor, die schitterende vooruitzichten bood voor een huwelijkspoliticus als Willem III. De edelen, die IJsselstein, Vianen en Hagestein in bezit hadden, hadden geen erfzonen, maar alleen erfdochters. Lag het niet voor de hand om zijn heerschappij over deze streken te verstevigen door die erfdochters met enkele van zijn eigen, vertrouwde Hollandse edelen te laten trouwen? Zo trad Margriet van Hagestein omstreeks 1320 in het huwelijk met Hendrik van der Lek (uit de Krimpener waard) en Guyotte van IJsselstein in 1330 met Jan van Egmond (uit Noord Holland). Daar tussen in, in 1326, huwde Heilwich, erfdochter van Zweder II van Vianen, met de machtige kamerling Willem van Duivenvoorde. Een bezwaar mocht zijn, dat Willem een bastaard was, waardoor de eventuele kinderen uit dit huwelijk niet van hun vader zouden kunnen erven. Dit foutje in de regie werd recht gezet door de Duitse keizer Lodewijk van Beieren, een schoonzoon van Willem III (!), die in 1329 de geboorte van Duivenvoorde wettigde. Helaas is deze knappe politieke manoeuvre zonder veel resultaat gebleven, want zowel Margriet van Hagestein als Heilwich van Vianen kregen geen kinderen.

Vroeger is al ter sprake gekomen, dat Willem geen rijk huwelijk heeft gedaan. Zijn schoonvader zat in ernstige financiële moeilijkheden en Willem moest veel beredderen voor zijn Viaanse familie. Toen is ook verteld, dat hij zich bemoeide met de traditionele politiek van zijn schoonfamilie: roeren in de problemen van de Utrechtse bisschop, met de stilzwijgende instemming van graaf Willem III.

Willem heeft de dood van zijn schoonvader Zweder II (in 1333) afgewacht om een plan uit te voeren, waarvan hij veel verwachtte. Hij had zijn zinnen gezet op de verheffing van Vianen tot stad, in de hoop een deel van de tanen de glorie van de handelsstad Utrecht tot zich te trekken. Ook Willem III was er veel aan gelegen, dat hier, op de nieuwe grens van zijn gebied, een vesting van betekenis zou ontstaan. In de jaren 1335 en 1336 stelden beide Willems een vijftal oorkonden op met het doel de grondslagen voor een stedelijke samenleving in het Viaanse land te leggen. Op 10 januari 1335 kregen de Vianezen vrijheid van tol in Holland, Zeeland en West-Friesland, een soort belastingconcessie dus. Op 18 december van dat jaar paalde Duivenvoorde het rechtsgebied van de nieuwe stad (de zgn. stadsvrijheid) af; het zou zich uitstrekken vanuit de Lek tot aan de Biezenweg en vanaf de grens van Vianen en Hagestein tot aan de "Monicstege" (Monnikenhof?). Binnen dit vrij omvangrijke gebied zou het nieuwe stadsrecht gaan gelden. Tevens droeg Duivenvoorde de rechten van de heer van Vianen op de jaarmarkten en de wekelijkse woensdagmarkt over aan de bewoners. De graaf bevestigde de stadsvrijheid op 24 juli 1336. Als sluitstuk kondigden Willem van Duivenvoorde en Heilwich van Vianen op 22 september 1336 de stadsrechten af. Ook de verhouding tot de naburen werd geregeld. Op 27 februari 1336 werd de "Ening" tussen de landen van Vianen en Hagestein gesloten om een eerlijker rechtsvervolging van de inwoners over en weer te verzekeren.

Willem heeft veel aandacht aan de opbouw van de nieuwe stad besteed. Hij ontwierp de verdedigingswerken, de grachten en de muren, en hij was ook de man die in grote lijnen het huidige stratenpatroon en de perceelverdeling van de stad bedacht. Hij bevorderde ook, dat de kapel van Vianen bij het oude slot werd uitgebouwd tot een kerk. De bouw van de monumentale kerktoren werd tijdens zijn regering begonnen. Op 8 februari 1345 kreeg hij gedaan, dat de kapel tot parochie kerk werd verheven, al bleef zij voorlopig nog onderhorig aan de moederkerk van Hagestein. De kerk van Vianen werd gewijd aan Maria ten Hemelopneming. Willem hield de touwtjes van de stad stevig in handen. Als stadsheer benoemde hij de voornaamste magistraten, hief verschillende belastingen, en het hofstedegeld (de erfpacht op de huizen) herinnerde de Vianezen er eeuwenlang aan, dat niet zij maar hun heer de stad geschapen had.

Willem verloor daarbij niet de kansen uit het oog om de macht van Vianen te vergroten. Toen Margriet van Hagestein omstreeks 1330 kinderloos gestorven was, kocht hij een deel van de heerschappij van Hagestein. Het leek er op, dat het land van Vianen, toen al, een flinke uitbreiding naar het oosten zou krijgen. Met zijn geld heeft Willem zelfs het kasteel van Hagestein weten te bemachtigen. Evenals voor Vianen verkreeg hij in 1335 ook voor Hagestein tolvrijheid, die een halve eeuw later het uitgangspunt van de stadsrechten van Hagestein zou worden. Maar nog in 1335 verkocht Willem om onbekende reden zijn aandeel in Hagestein weer.

De laatste levensjaren van Willem en Heilwich waren onrustig. De dood van graaf Willem III, in 1337, had Holland overgeleverd aan diens wispelturige en vaak overmoedige zoon Willem IV. Duivenvoorde probeerde, zo goed en zo kwaad als het ging, de jonge graaf te sturen, maar hij kon niet verhinderen, dat deze in 1345 een zinloze inval in Friesland deed, waarbij Willem IV met vele edelen bij Stavoren het leven verloor. In Holland ontspon zich een duel om de opvolging. Duivenvoorde en zijn groep steunden Margaretha, een zuster van de gesneuvelde graaf, in haar aanspraken. De tegenstanders schaarden zich om haar zoon Willem V. In 1350 brak de strijd uit, die wij de Hoekse en Kabeljauwse twisten zijn gaan noemen. Duivenvoorde, de leider van de Hoeken, verloor al zijn Hollandse bezittingen. Zijn aanhangers probeerden zich staande te houden in het door Willem gestichte slot van Geertruidenberg, dat zich echter in 1351 moest overgeven. Willem week met zijn vrouw uit naar Brussel, waar zij tot hun beider dood woonden.

Willem heeft de bui zien hangen, want reeds op 3 juli 1350 stelde hij orde op zaken wat betreft zijn enorme nalatenschap. Het leeuwendeel van zijn goederen vermaakte hij aan zijn neef Jan van Polanen, een voorvader van onze koningin. Duivenvoorde had ook nog enkele bastaardkinderen, die hij niet onverzorgd heeft achter gelaten. Over de vererving van de heerschappij van Vianen had hij als "prins gemaal" niets te zeggen. Die zou automatisch toevallen aan Heilwich's zuster Catharina van Vianen.

De jonge stad Vianen schijnt niet van de oorlog geleden te hebben, misschien omdat Heilwich reeds op 14 februari 1351 overleed en Vianen zodoende uit Duivenvoorde's macht raakte. Willem volgde haar twee jaar later, in 1353, in het graf. Beiden zijn in Brussel begraven. Tot aan zijn dood heeft Willem aan Vianen gedacht en met trots zag hij terug op hetgeen hij daar tot stand had gebracht. Op zijn grafsteen las men nog in de 16e eeuw onder meer: "Item deede vesten ende muren die stede van Vianen".

Literatuur:

J.W. Berkelbach van der Sprenkel, Regesten van oorkonden betreffende de bisschoppen van Utrecht uit de jaren 1301-1340, Utrecht 1937.

H.M. Brokken,'Willem van Duvenvoorde, politicus en financier', in: Nationaal Biografisch Woordenboek (België), deel 5 (1972).

J. Cuvelier, Les orgines de la fortune de la maison d'Orange-Nassau. Contribution à l'histoire du capitalisme au moyen âge, Bruxelles 1921.

B.J.L. de Geer, 'Rechten van Vianen', in: Verslagen en Mededeelingen van de Vereeniging tot uitgave der bronnen van het oude Vaderlandsche Recht, deel 2, 's-Gravenhage 1892.

F.W.N. Hugenholtz, Ridderkrijg en Burgervrede. West-Europa aan de vooravond van de Honderdjarige Oorlog, Haarlem 1959.

H.P.H. Jansen, Hoekse en Kabeljauwse twisten, Bussum 1966 (Fibulareeks 17).

H.J. koenen, 'Willem Snikkerieme en zijn magen, of de opkomst der Polanen's', in: De Wapenheraut, 8 (1904).

F. van Mieris, Groot Charterboek der graven van Holland en Zeeland, deel 2, Leiden 1754.

C.L. Temminck Groll, 'De kerk van Maria ten Hemelopneming te Vianen', in: Bulletin en Nieuwsbulletin Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond, 6de serie, jaargang 10 (1957).

P.G.F. Vermast, 'De Heeren van Goye', in: De Nederlandsche Leeuw, 66 (1949) en 67 (1950).
 

J. Heniger

Bovenstaande tekst is overgenomen uit het tijdschrift nr. 1, derde jaargang 1978.

Meer over Willem: zijn blazoen, op wikipedia. in het biografisch woordenboek, op genealogieonline.nl.

We use cookies

Wij gebruiken cookies op onze web site. Sommigen zijn essentieel voor het correct functioneren van de site, terwijl anderen ons helpen om de site en gebruikerservaring te verbeteren (tracking cookies). U kan zelf kiezen of u deze cookies wil toestaan of niet. Let op dat als u onze cookies weigert mogelijk niet alle functies van de site beschikbaar zijn.