Na de grondlegger Zweder van Beusinchem en de uitbouwer Hubrecht van Vianen komt nu aan bod de derde heer: Zweder van Vianen.

Hij zou de macht van het huis van Vianen naar een kortstondig hoogtepunt leiden om vervolgens diep te vallen en tragisch te eindigen,

Zweder is omstreeks 1290 geboren als de oudste zoon van Hubrecht en Agniese van Langerak. Hij stierf op 4 december 1333.

Van zijn vrouw kennen wij helaas niet meer dan haar voornaam Elisabeth. Uit hun huwelijk werden twee dochters, Heilwich en Catharina, geboren, die hem later in de regering zouden opvolgen.

Na de dood van zijn vader, in 1318, erfde Zweder al diens macht en aanzien. Maar eer het zo ver was, maakte hij als "kroonprins" een turbulente jeugd door. Als kind beleefde hij de kidnapping van 1297; misschien was hij zelf het slachtoffertje, of anders één van zijn broertjes. Als jongeling was hij een lastïg heerschap, dat, beschermd door de macht van zijn vader, zelfs voor de Utrechtse bisschop ongenaakbaar was. Evenals zijn vader maakte hij in 1315 de Hollandse veldtocht tegen Vlaanderen mee, waarin hij samen met zijn neef Jan van Beusinchem, de heer van Culemborg, een aanzienlijke strijdmacht commandeerde.

Zweder moet met deze neef al lange tijd op vriendschappelijke voet gestaan hebben, want reeds in 1308 trad hij op als getuige bij Jan's huwelijk. Een van de eerste regeringsdaden van Zweder als heer van Vianen gold dezelfde Jan: hij stond voor hem mede garant bij de stichting van de stad Culemborg op 6 december 1318.

De vooruitzichten van Zweder waren bij de aanvang van zijn bewind bepaald indrukwekkend te noemen. Van zijn vader had hij de heerschappij geërfd over Vianen, Lexmond, Hei- en Boeicop, Meerkerk, Vreeswijk, Jutphaas, Reyerskoop en Odijk. Tevens bestuurde hij als voogd van zijn nichtje Margriet van Hagestein haar uitgestrekte bezittingen, die behalve Hagestein zelf ook een deel van zuidoost-Utrecht besloegen. Met zijn vriend Culemborg op de rechtervleugel en zijn neven van Montfoort op de linkervleugel bevond Zweder zich in een voortreffelijke uitgangspositie om deel te nemen aan het grote politie ke steekspel tussen de Hollandse graaf en de Utrechtse bisschop. Hij koos daarin, de familietraditie getrouw, de zijde van Willem III van Holland. Deze houding werd in 1321 beloond met Zweder's benoeming tot maarschalk van Utrecht en een zetel in de bisschoppelijke raad, die namens de graaf de machteloze bisschop met raad en daad moest bijstaan, dat wil zeggen: in Hollandse geest het Sticht besturen. Het voordeel van deze politieke overwinning bleek op wel zeer onverwachte wijze. In 1321 en 1322 werden Holland en Utrecht zwaar getroffen door overstromingen die veroorzaakt werden door opwater. In het Utrechtse braken de Lekdijken van Vreeswijk en Jaarsveld door.

Tot overmaat van ramp stierf de regerende bisschop en ontbrandde een lang durige strijd om diens leeggekomen zetel. Gesteund door Willem III hebben Zweder en zijn mede-raadsheren de gevaarlijke situatie weten te klaren. Tegelijkertijd reorganiseerden zij de dijkverdediging en stichtten in 1323 de hoogheemraadschappen van de Lekdijk Bovendams en Benedendams. Tijdens deze Utrechtse bestuurscrisis raakte Zweder echter zelf in grote moeilijkheden. Als grootgrondbezitter in het Utrechtse moet hij ernstige schade geleden hebben door de watersnood en bovendien bleek de dichting van de Vreeswijkse dijk een kostbare zaak. Wellicht heeft hij zich toen in de schuld moeten steken. Daarnaast kwam in 1323 een lang sluimerende familie ruzie bij de Montfoorten tot uitbarsting, die mede door een behendige manoeuvre van Willem III leidde tot de ontkrachting van deze, voor Zweder belangrijke steunpilaar.

Maar de graaf, die blijkbaar zijn kans schoon zag, zette zijn bedekte aanval op de machtige Stichtse grensadel voort. Stilzwijgend liet hij toe, dat de nieuwe bisschop, die volledig naar 's graven pijpen danste, Zweder beschuldigde van machtsmisbruik in Vreeswijk. In 1324 moest de laatste deze strategische heerlijkheid aan de bisschop af staan. Hiermee was een fataal gat in Zweder's territoriale macht geslagen: de verbinding tussen zijn bezittingen in de Vijfherenlanden en zijn goederen in het Utrechtse was verbroken.

Toen speelde Willem III een volgende troef tegen Zweder uit. Met het oog op de grote schuldenlast van de Viaanse heer arrangeerde hij in 1326 een huwelijk tussen Zweder's erfdochter Heilwich en zijn eigen gunsteling Willem van Duivenvoorde. Deze Duivenvoorde stond toen al bekend als een geniaal financier. Aan hem werd het beheer van het Viaanse goederencomplex toevertrouwd, terwijl Zweder en zijn verwanten op jaargelden gezet werden. Hoe perfide het politieke spel rond Zweder was geweest, bleek in 1327, toen de bisschop doodgemoedereerd de ontbrekende schakel Vreeswijk aan Duivenvoorde verpandde!

In datzelfde jaar 1327 deed Willem III tenslotte zijn grootmeesterzet. Hij kocht toen de zogenaamde manschap van Kuik, waarmee hij de machthebbers langs Lek en IJssel in rep en roer bracht. Generaties lang hadden zij niet zo zwaar getild aan het feit, dat de heer van Kuik hun leenheer was. Zolang Kuik door zijn afgelegen ligging niet in staat was zijn rechten uit te oefenen, konden Culemborg, Hagestein, Vianen en IJsselstein zich als onafhankelijke heren gedragen. Met de koop van de manschap van Kuik eiste de wel zeer nabije en machtige Hollandse graaf hun hulde en trouw op. Voorlopig zat Vianen stevig aan Holland gekoppeld.

Zweder heeft, overgeleverd aan de financiële macht van zijn schoonzoon, niet veel meer kunnen uitrichten. Eén enkel persoonlijk gebaar heeft hij nog kunnen maken in 1327, toen hij een bescheiden schenking deed aan de kapel van Vianen. Bij die gelegenheid benoemde hij Willem, de zoon van Elias van Gasperde, tot kapelaan, de oudst bekende zielszorger van Vianen. Ironisch genoeg koos men ook Zweder, die geen baas in eigen huis had kunnen blijven, als toezichthouder op de nog steeds ruziënde Montfoorten. Maar in de grote politiek van die dagen bleef hij voortaan een figurant, in wiens naam verdragen werden gesloten en oorlogen gevoerd.

Sinds 1331 voerde Duivenvoorde, mede in naam van Zweder, een verbeten strijd tegen de opstandig geworden bisschop, die met de steun van de stad Utrecht aan de Hollandse wurggreep trachtte te ontkomen. Door herhaalde nederlagen aan de rand van de afgrond gebracht, greep de bisschop naar het laatste red middel: hij sprak de kerkelijke banvloek over zijn tegenstanders, dus ook over Zweder, uit. Voor de middeleeuwse Christen betekende dit een totale uitstoting uit de maatschappij. Na lang onderhandelen kwam het op 18 januari 1334 tot het verdrag van Gorinchem, waarbij de bisschop tevens zijn vervloeking introk. Maar voor Zweder kwam dit te laat. Zes weken tevoren was hij gestorven in het zekere geloof van zijn verdoemenis na de dood.

Literatuur

J.W. Berkelbach van der Sprenkel, Regesten van oorkonden betreffende de bisschoppen van Utrecht uit de jaren 1301-1340 (Werken Historisch Ge nootschap, derde serie, no. 66), Utrecht 1937.

P. Horden Jz. , Een kleine geschiedenis van het Land van Vianen, z.pl. 1953.

M.P. van der Linden, De burggraven van Montfoort in de geschiedenis van het sticht Utrecht en het graafschap Holland (ca. 1260-1490), Assen 1957.

A.J. Maris, Van voogdij tot maarschalk ambt. Bijdrage tot de geschiedenis der Utrechts-bisschoppelijke staatsinstellingen, voornamelijk in het nedersticht, Utrecht 1954.

F. van Mieris, Groot charterboek der graaven van Holland en Zeeland (723-1436), Leiden 1753-1756, deel 2.

P.G.F. Vermast, "De Heeren van Goye", in: De Nederlandsche Leeuw, 66 (1949) en 67 (1950).

M. van Vliet, Het hoogheemraadschap van de Lekdijk Bovendams, Assen 1961.

 

J. Heniger

 

Bovenstaande tekst is overgenomen uit het tijdschrift nr. 2, tweede jaargang 1977.

 

We use cookies

Wij gebruiken cookies op onze web site. Sommigen zijn essentieel voor het correct functioneren van de site, terwijl anderen ons helpen om de site en gebruikerservaring te verbeteren (tracking cookies). U kan zelf kiezen of u deze cookies wil toestaan of niet. Let op dat als u onze cookies weigert mogelijk niet alle functies van de site beschikbaar zijn.