Het dorp Heicop, 1750. Bij een ets van Hendrik Spilman.

Het tussen Vianen en Leerdam gelegen dorp Hei- en Boeicop is voortgekomen uit de vroegere ambachtsheerlijkheid van dezelfde naam. Het beslaat de polders Neder-Heicop en Neder-Boeicop, die zich respectievelijk ten noorden en ten zuiden van de Hei- en Boeicopseweg uitstrekken.

Hei- en Boeicop behoorde vanouds tot de bezittingen van de heren van Vianen. In ieder geval was dat het geval in 1289. In dat jaar kregen de buren (=inwoners) van de nederzetting van heer Hubert van Vianen een eigen schepengerecht (enen scependoem mede te rechtene). Dit betekende dat voortaan de rechtspraak over lichte vergrijpen, zoals vechtpartijen, beledigingen, diefstallen enz., zou geschieden door een college van schepenen, gekozen uit de buren zelf, onder voorzitterschap van een door de heer van Vianen benoemde schout. Voor de berechting van zware misdrijven, zoals moord, moest men naar Vianen.

Zoals bij vele plaatsen in het Hollands-Utrechtse rivierengebied eindigt met het achtervoegsel -cop, -kop, -koop of -schop gaat de ontstaansgeschiedenis van Hei- en Boei cop terug tot de tijd van de grote ontginningen van het veen- en kleigebied vanaf de 12e eeuw. Het woordje koop wijst er al op, dat de voor ontginning in aanmerking komende moerassen en wildernissen als het ware verkocht zijn aan de boeren-kolonisten. De landsheer, grondeigenaar van alle woeste landen in zijn territoor, ontving van de kolonisten echter niet een bedrag ineens of in termijnen - volgens de huidige wijze van koop overdracht - maar een vaste jaarlijkse grondbelasting of tijns, de cope. Het voordeel van vaste jaarlijkse inkomsten verminderde in de loop der tijden weliswaar door de geleidelijke geldontwaarding, maar indirect profiteerde de landsheer toch van de toegenomen welvaart van het land.

Werpen we een blik op de tegenwoordige topografische kaart van de Vijfheerenlanden dan herkennen we duidelijk nog de verkaveling van beide polders, zoals die bij de ontginning is toegepast. Uitgaande van een breedte per kavel van ongeveer 115m aan de ontginningsbasis (de Hei- en Boeicopseweg) bereikte men naar beide zijden een diepte van 1250m. De langs ontginningsstroken gegraven sloten deden het water weglopen naar een achterlangs lopende wetering, die voor verdere afvoer zorgde. De oppervlakte van de kavels bedroeg ca 16 morgen (=14 ha), de standaardmaat van een 'hoeve' in deze streken, beschouwd als een gezonde economische basis voor een boerenbedrijf.

De verkoop van de hoge heerlijkheid van Vianen en Ameide in 1725 door de laatste heer van Vianen, graaf Simon Hendrik Adolf van Lippe-Detmold, aan de Staten van Holland omvatte ook de ambachtsheerlijkheid van Hei- en Boeicop. Vanaf 1729 gaven de Staten van Holland deze en andere lage heerlijkheden in het Land van Vianen weer in leen uit. In 1749 was volgens de tegenwoordige Staat van Holland Gerard Bikker van Zwieten, raad van Amsterdam, ambachtsheer. Het herenhuis, waarvan de ligging onbekend is, werd in 1834 afgebroken.

H.L.Ph. Leeuwenberg

Dit artikel is overgenomen uit het jaarboek van de vereniging, jaargang 4 nummer 1/2 ,1979.

We use cookies

Wij gebruiken cookies op onze web site. Sommigen zijn essentieel voor het correct functioneren van de site, terwijl anderen ons helpen om de site en gebruikerservaring te verbeteren (tracking cookies). U kan zelf kiezen of u deze cookies wil toestaan of niet. Let op dat als u onze cookies weigert mogelijk niet alle functies van de site beschikbaar zijn.